Een jonge boom planten in je tuin is een investering voor jaren. Om hem goed te laten groeien en stevig te laten wortelen, is een goede ondersteuning soms nodig. Een boompaal biedt die steun, maar er bestaan veel vragen en misverstanden over het juist plaatsen ervan. In dit artikel leggen we stap voor stap uit hoe je een boompaal plaatst, wanneer dat wel of niet nodig is, welke materialen je gebruikt, hoe je de boom juist vastbindt en wanneer je de paal weer kunt verwijderen. Zo voorkom je schade en zorg je dat je boom uitgroeit tot een gezond en sterk exemplaar.
- Waarom gebruik je een boompaal?
- Wanneer plaats je wel of geen boompaal?
- Hoe diep moet je de boompaal plaatsen?
- Aan welke kant van de boom plaats je de boompaal?
- Moet je één of twee boompalen gebruiken?
- Hoe plaats je een boompaal bij een leiboom of zuilboom?
- Op welke hoogte bevestig je de boomband?
- Hoe bevestig je de boomband?
- Moet je de boomband bijstellen?
- Welk materiaal gebruik je het beste?
- Veelgestelde vragen over boompalen
Waarom gebruik je een boompaal?
Een boompaal dient als steun voor jonge bomen tijdens de eerste groei-jaren. Hij voorkomt dat de boom scheefgroeit, omwaait of beschadigt bij harde wind. Vooral bomen met een zwakke stam of recent verplant wortelgestel hebben veel baat bij een tijdelijke steunpaal. Een boompaal helpt ook om de wortels in de eerste maanden goed contact te laten maken met de omliggende grond, zonder dat de boom door beweging weer los komt te staan. Hierdoor ontwikkelt de boom sneller een stabiel wortelgestel.
Wanneer plaats je wel of geen boompaal?
Wanneer is een boompaal wél nodig?
Het plaatsen van een boompaal is in de volgende gevallen aan te raden:
- Bij bomen met kale wortel of kluit (niet uit pot)
- In open of winderige standplaatsen (zoals plekken waar geen beschutting is van gebouwen, hagen of andere beplanting, waardoor de wind vrij spel heeft en bomen vatbaarder zijn voor omwaaien of wiebelen)
- Als de boom een dunne of buigzame stam heeft (denk hierbij aan een stam met een diameter van minder dan 3 à 4 cm bij het aanplanten, die gemakkelijk meegeeft bij lichte druk of wind)
- Bij nieuw aangeplante bomen in kleigrond, waar de wortels meer tijd nodig hebben om zich goed te hechten
Wanneer is een boompaal níet nodig?
Een boompaal is vaak overbodig bij:
- Containerbomen met een stevig wortelstelsel (dit zijn bomen die in een pot of container zijn opgekweekt, waarbij het wortelgestel in een compacte, gesloten kluit is ontwikkeld waardoor de boom bij aanplant minder verstoring ervaart)
- Bomen in een beschutte omgeving met weinig wind (zoals tuinen die omgeven zijn door gebouwen, schuttingen of andere bomen, waar de wind merkbaar wordt afgeremd en geen vrije doorgang heeft)
- Soorten met snelle wortelontwikkeling, zoals hazelaar of meidoorn
Soms is het zelfs beter om géén boompaal te plaatsen, zodat de boom zelf leert om in balans te blijven en diep te wortelen. Een boom die nooit beweegt, ontwikkelt een zwakker wortelgestel.
Hoe diep moet je de boompaal plaatsen?
Een boompaal moet ongeveer ⅓ van zijn totale lengte in de grond staan. Bij een standaardpaal van 180 cm betekent dit dus 60 cm diep. Bij zwaardere bomen of losse zandgrond kun je nog iets dieper gaan voor extra stevigheid. Gebruik een grondboor of hamer voor plaatsing. Let erop dat de paal stevig staat vóór je de boom plant, zodat je geen wortels beschadigt bij het inslaan.
Aan welke kant van de boom plaats je de boompaal?
De paal plaats je aan de kant waar de meeste wind vandaan komt, meestal west of zuidwest. Dit is belangrijk omdat de boom bij harde wind van de paal af wordt geblazen, waardoor er minder spanning op de boomband komt te staan. De stam schaaft dan ook niet continu tegen de paal.
Moet je één of twee boompalen gebruiken?
Bij kleinere bomen volstaat meestal één boompaal. Voor grotere, zwaardere of windgevoelige bomen is het gebruik van twee palen beter:
- Eén paal: voor lichte, jonge bomen met een rechte stam
- Twee palen: voor bredere of zwaardere bomen, of als de boom wordt blootgesteld aan veel wind
- Drie palen: in extreme situaties, zoals open velden of bij kwetsbare soorten
Twee palen worden aan weerszijden van de kluit geplaatst, met de boomband daartussen. Zo wordt de boom stevig ingesloten en blijft hij recht groeien.
Hoe plaats je een boompaal bij een leiboom of zuilboom?
Sommige boomvormen, zoals leibomen en zuilbomen, vragen om een aangepaste aanpak bij het plaatsen van boompalen. Door de specifieke vorm en groeirichting is het extra belangrijk dat ze stevig en symmetrisch worden ondersteund. Hieronder lees je hoe je dat het beste aanpakt.
Leiboom
- Gebruik altijd twee stevige palen, geplaatst buiten de wortelkluit
- Verbind de palen bovenin met een horizontale lat voor extra stabiliteit van de boomconstructie
- Bevestig de boom zelf met elastische boombanden aan de palen of aan de lat, afhankelijk van de hoogte van de leiboom
- De leiconstructie zit doorgaans aan de stam en leidraden van de boom, niet direct aan de palen of de verbindingslat
- Zorg dat de boom voldoende bewegingsvrijheid heeft om te groeien, maar niet om te zwiepen
Zuilboom
- Gebruik bij voorkeur twee schuin geplaatste palen die op heuphoogte eindigen
- Bevestig de boom met twee elastische banden in een 8-vorm (dit betekent dat je de band kruislings bevestigt tussen de stam en de paal, zodat de band een liggende ‘acht’ vormt. Dit verdeelt de druk gelijkmatig en voorkomt dat de band tegen de stam schuurt)
- Zorg dat de stam niet schuurt tegen de paal en dat de spanning verdeeld is
Op welke hoogte bevestig je de boomband?
Bevestig de boomband op een hoogte van ongeveer 30 tot 50 cm boven de grond. Dit is net boven het wortelgestel en onder de eerste zijtakken. Te laag bevestigen biedt onvoldoende steun, terwijl te hoog juist het natuurlijke wiegen van de boom beperkt. De boom moet licht kunnen bewegen om zelf stabiliteit te ontwikkelen.
Hoe bevestig je de boomband?
Gebruik een elastische boomband of kokosband die mee kan rekken. Maak de band vast in een 8-vorm tussen boom en paal. Zo voorkom je wrijving en verdeel je de druk. Bevestig de band altijd aan de paal, niet om de boom zelf heen. Span de band niet te strak, maar zorg dat de boom nog lichtjes kan bewegen. Dat bevordert de aanmaak van een sterk wortelgestel en een stevige stam.
Moet je de boomband bijstellen?
Het is belangrijk om de band regelmatig te controleren:
- Controleer elke 2 tot 3 maanden tijdens het groeiseizoen
- Stel de band bij als deze te strak zit of is ingezakt
- Controleer op ingroei in de bast of slijtage van het materiaal
- Verwijder de band na 1 tot 2 jaar, afhankelijk van hoe goed de boom geworteld is
Laat de boomband nooit te lang zitten. Ingroei kan blijvende schade veroorzaken en de sapstroom blokkeren.
Welk materiaal gebruik je het beste?
Boompaal:
- Kastanjehout: duurzaam, natuurlijk en zonder chemische behandeling
- Robinia of eikenhout: stevig en lang houdbaar
- Geïmpregneerd grenen: budgetvriendelijk, maar minder goed voor het milieu
Boomband:
- Elastisch rubber: veerkrachtig en herbruikbaar
- Kokosband: natuurlijk afbreekbaar en vriendelijk voor de bast
- Jute of biologisch afbreekbare banden: milieuvriendelijk, geschikt voor tijdelijk gebruik
Vermijd harde touwtjes, ijzerdraad of kunststof die niet meeveert. Deze kunnen de stam insnijden of de bast beschadigen.
Veelgestelde vragen over boompalen
Hoe diep moet een boompaal staan?
Een boompaal moet ongeveer 60 tot 80 cm diep de grond in, zodat hij stevig staat en voldoende steun biedt aan de boom.
Hoe vaak moet ik de boomband controleren?
Controleer de boomband minstens om de 2 à 3 maanden en stel bij als hij te strak of te los zit. Doe dit vooral in het eerste jaar na aanplant.
Wanneer is een boompaal niet nodig?
Een boompaal is niet nodig als de boom een stevig wortelgestel heeft, in een beschutte tuin staat en stevig in de grond is geplant.
Wat is beter: één of twee boompalen?
Bij kleinere bomen is één paal voldoende. Bij grotere, zwaardere of windgevoelige bomen zijn twee palen beter om kantelen of scheefgroei te voorkomen.
Wat is de juiste hoogte voor het bevestigen van de boomband?
De boomband moet op 30 tot 50 cm boven de grond bevestigd worden, net boven de wortelhals en onder de eerste zijtakken.